Maes-Sluysche compas
(1693)–Frank Metaal– AuteursrechtvrijOp de wijse: Van den 103. Psalm.
MYn ziele wilt u tot den Heer begeven,
Hoewel gy geen voorspoet hebt in dit leven,
Toont hem evenwel doch een danckbaer hert
Al hebt gy hier verdriet en tegenheden,
Valt aen tot God en dient hem met gebeden,
Hy is een kender van u droeve smert.
2. Al hebt gy Heer den zegen my ontnomen,
Evenwel ben ick schuldigh u te roemen,
Want u komt toe alle lof prijs en eer,
| |
[pagina 66]
| |
Gy hebt mijn naeckt ter werelt laten komen,
Gy gaeft mijn eerst en hebt oock weer genomen,
Uwe wercken zijn rechtveerdigh Heer.
3. Alsoo spreeckt Job in al sijn tegen-varen
Hoewel dat God hem toesent veel beswaren,
Hy weeck niet af in al sijn groot hartseer,
God heeft hem daer na weer veel meer gegeven,
Dan hy te vooren hadde by sijn leven,
Van al in overvloet na sijn begeer.
4. Dus hoop ik Heer sult gy het rat omdrayen,
En my met vreught oock mee eens laten mayen,
Hier doch hier namaels lieven Vader goet,
Want wat is ’t doch of gy den menschen zegent,
Hier op der aerd’en namaels quaet bejegent?
Niet dan een vloeck en tijdelijck voorspoet.
| |
[pagina 67]
| |
5. Geeft my alleen ö Heer! maer kost en kleren
En laet my sulcks op aerden niet ontberen,
Dit bid ick u, en ’t is mijn hooghste wensch,
Bestiert mijn hert dat het tot u mach keren,
Op dat ick mach daer door u vreese leeren,
En niet en leeft als een onreed’lijck mensch.
|
|