| |
| |
| |
H.C.V. Leibbrandt (1882)
| |
| |
Het Kaapsch Hollandsch
H.C.V. Leibbrandt
Misschien zullen uwe lezers het niet ondienstig of geheel van belang ontbloot achten, indien ik in de volgende regelen, hoe onvolledig dan ook, eene verzameling geef van woorden allen aan de Kaap bekend, sommigen waarvan in t' Kaapsche dialect het burgerrecht hebben verkregen, maar welk ook hun vaderland, tot ons zijn overgekomen uit Indië.
Lang vôôr het misnoegend teweeg gebracht door den onbesuisden aanval op de Nederlandsche taal en letterkunde, eenige weken geleden, had ik de weinige oogenblikken die ik morgens in de openbare boekerij doorbracht, terwijl mijn kantoor gelucht werd, besteed om zulke woorden bij elkander te zoeken die nog alle dagen in de stad en omstreken worden gehoord, en toch niet aan de Nederlandsche of andere Westersche talen - uitgenomen de Portugeesche - zijn ontleend. Maar het was geenszins mijn plan om de verzameling in 't licht te geven. Eerst toen het met zoveel nadruk werd beweerd dat het Kaapsch Hollandsch niet anders dan eene Hottentotsche Verbastering onzer schoone moedertaal is, en als zoodanig der veroordeeling moet worden prijs gegeven, meende ik mijnen landgenooten geen ondienst te doen, door den oorsprong aan te toonen van een groot deel onzer Kaapsche woorden.
Uit het maleisch woordenboek van Dr. Marsden heb ik het volgende gehaald.
| |
A
Adu, te slapen. Kaapsch ‘du-du’ als kinderen in slaap worden gesust. |
Aina, Ina, Inana, moeder. (Kaapsch Einá, Einaná). |
Aleikum, met u (zie salam.) |
Allah, God. Arabisch woord. |
Ambar, amber. |
Amok, storm loopen, en allen voor zich dodende. In 't Engelsch ‘running a muck’ - en de afleiding ‘Mohawk’ (zie vertaler van Stavorinus). N.B. Velen denken dat ‘amok’ in verband staat met ‘assassin’ van 't Arabisch ‘hasheshin’, d.i. lieden die met ‘dagga’ worden bedwelmd indien zij een moord moesten plegen. Wallace echter schijnt een ander gevoelen te zijn toegedaan. Zie zijn Malay Archipelago. |
Ananas, pijnappel. |
Api, vuur; dikwijls gebruikt met ‘arak’ om aan te duiden dat de spiritus nogmaals overgehaald is geworden. |
Arak, spiritus gedistilleerd van zuikerriet en de kokosnoot, alsmede van gegiste rijst. |
Attjar, ‘vruchten en groenten in azijn bewaard met peper en ander specerijen, bijv. mangoes, meloenschillen, komkommers, en vooral de wortels van bamboes, ens.’. Stavorinus. |
| |
B
Baba, Kaapsch ‘babetje’. Eng.: baby. |
Bafta, de stof zoo genaamd. |
Bahia, Holl. baai; Eng.: bay. Een Portugeesch woord. |
Baju, een bovenkleed, japon of rok. Kaapsch ‘baatje’. |
Balachan, caviare: kleine visschen, alikruiken of garnalen, in de zon gedroogd, dan in een vijzel fijn gestampt en in specerijen bewaard. Balachan ikan - caviare van visch. Balachan adang kechil - caviare van garnalen. Kaapsch ‘blatjang’. |
Bambu, bamboes. |
Baniak, veel. Kaapsch ‘banjang’. |
Bapa, Vader. Ook ‘papa’. |
Batatas, Maleisch woord. Kaapsch ‘patattas’. Zie Valentijn. |
Batik, een blaauw en wit gekleurden katoenen kleed ook genaamd ‘bathis’. Zakdoeken van verschil- |
| |
| |
lende kleuren vooral te Batavia gemaakt. |
Bhooys, een klasse koelies in Surat, alleen gerechtigd om de koelies den last op den schouder te leggen en vandaar af te nemen. De koelies zelve zijn gewoonlijk Baniaansche priesters, die het uitsluitend recht hebben om goederen in en uit de pakhuizen te dragen. Stavorinus. Kaapsch ‘booi’, naam gewoonlijk aan een Hottentot, en dikwijls ook aan een Kaffer gegeven. |
Bismi, in den naam van (en). |
Bismillah, in den naam van God. Beide Arabische woorden. |
Blatchong, van garnalen gemaakt. Zie borri. N.B. ‘die lieden van Boadjoo zijn een soort van zwervende visschers. Zij die aan den mond van de rivier Passir wonen, houden zich vooral bezig met het vangen van garnalen in bandnetten, die zij door den modder stooten; die gevangene garnalen, na goed afgewasschen te zijn in zeewater, worden aan de warme zon blootgesteld, en daarna in een vijzel fijn gestampt en in een soort van deeg veranderd, genaamd ‘blatchong’. Dit heeft e sterken reuk, en is zeer gezocht door gansch Indië. Stavorinus. |
Borri, ‘somtijds lieten de keizers van Java de ter dood veroordeelden met tijgers vechten. In zulke gevallen werden zij met borrie besmeerd, en (met) een geel kleed gedekt. Een kris werd hun dan gegeven, enz.’. Stavorinus. |
| |
C
Cajeput, cajoe poetah (boom). Melalenca leucadendra. Zie boven. (? Dit slaan op blatchong, maar die verwysing is my nie duidelik nie.) Valentijn beschrijft vier verschillende soorten van cajeput of cajoe poeteh, i.e. wit hout (boomen). 't Is de kleine cajoe poeteh (boom) daar men de olie uit haalt. Stavorinus. |
Chabuk, een zweep. Kaapsch ‘sjambok’. |
Chap, chaap, Chineesch en Hindoesch woord: een zegel of stempel, volmacht, &c. |
Chapo, chapok, litteeken op het aangezicht of het lichaam door de pokken voorzaakt. |
Cherkhih, cherkheh, Persiaansch woord: het luchtruim. Nederduitsch het ‘zwerk’. |
Chih, cheh, foei, schande. Kaapsch ‘sies!’. |
Chit, Hindoesch woord; Eng. chintz. Hollandsch ‘sits’. Kaapsch ‘sis’. |
Cocoyas, slaap matten (Wallace). Holl. en Kaapsch ‘kooi’. |
Condé, ‘haar gitzwart haar was glad over het hoofd naar achteren gekamd, en daar in een krans gebonden. Dit wordt hier genoemd ‘condé’, en is gewoonlik versierd met goud en edelgesteenten.’ Stavorinus. |
Chuchuk, in iets te steken, te wonden met een puntig instrument, &c. |
Chuchuk kundei, de naald waarmede het haar werd vastgestoken aan, of op het hoofd, zooals vroeger de gewoonte is geweest onder de Maleische vrouwen alhier. |
| |
D
Dada, de moederborst. |
Dalkies, waarschijnlik van 't Portugeesch ‘talvez’: misschien. |
Derwish, Persiaansch woord: een die bedelt in naam van den Godsdienst. |
Dupa, welriekendheid, of reukwerk. Een mengsel waarvan kalambak of Agilahout en benzoë de voornaamste ingredienten zijn. |
| |
F
Fakir, een die bedelt in naam van den godsdienst - een godsdienst bedelaar. |
| |
G
Gaguh, een groote soort van huishagedis die een bijzonder geluid geeft, ook genaamd kuko en gekko. Kaapsch ‘gijtje’. |
| |
| |
Galei, ‘kerrie’, gewoonlijk met rijst gegeten. Vleesch, visch of groenten, zoo bereid, worden onderscheiden van de ‘kuah’ of saus. Onder de vele soorten heeft men Gulei pindang - Kaapsche ‘pinang’. Gulei - Holl. gelei; Eng. jelly. |
Garu, een godsdienst onderwijzer, een man van heiligheid en geleerdheid, aan wien iemand zijne godsdienstige en letterkundige opleiding te danken heeft. |
Goké, koké, toké, een soort van hagedis in de huizen gevonden die een bijzonder geluid maakt. Kaapsch ‘goggo’ en ‘toktokkie’. Zie boven op ‘gaguh’. |
Gong, geraasmakend instrument. Kaapsch ‘gong’ - in 't Stadhuis. |
Goring, te drogen, bakken, braden. Kachang goring - gebakken boonen. Holl. ‘gaar’. |
Guni, Holl. gonjen - Eng. gunny (zakken) gebruikt om rijst, zout en peper in te bergen. |
| |
H
Haji, iemand, die de pelgrimsreis naar Mecca heeft volbracht. |
Hakien, een rechter. |
Hampir, hampür, ampir, nabij, bijna. |
Haru-biru, hiru-biru, haru-hara, geraas, oneenigheid, verwarring. Holl. ‘harrewarren’. |
Hejerat, hejrat, Arab. woord: de Mohamedaansche tijdrekening, beginnende met de vlucht van Mahomet uit Mekka naar Medina; overeenkomende met A.D. 622. |
| |
I
Imam, hoogepriester. Arab. woord. |
Isa, Arabisch woord: Jezus. |
Istaga far-illah, moge God het afwenden of bewaren, enz. Een uitroep van verbazing of plotseling alarm. Een Arabische uitdrukking. |
| |
J
Jacob evertsen, er wordt gezegd dat er een groote visch, digt bij het hoofd te Amboyna zwemt, die den naam van Jacob Evertsen heeft ontvangen, en men geeft voor dat hij ieder jaar één mensch weg voert. Stavorinus. Zou deze legende in verband staan met denzelfden naam van een rooden visch met uitpuilende oogen alhier gegeven - Jacopever? |
Jakatra, de stad in Java op welker bouwvallen Batavia thans staat. Het district droeg vroeger den naam van Sunda Kalapa. N.B. Volgens Valentijn beteekent ‘Sunda’ in het Javaansch een plaats door een bergketen omringd. (Kalapa: Klapper, kokosnoot.) |
Jambu, eene vrucht waarvan er verscheidene soorten zijn. |
Janggut, de baard. Kaapsch ‘jingoes’. |
Jati, Javaansch: blijvend, onslijtbaar. Holl. theka hout: Eng. teak; Kaapsch: kajaten hout. Stavorinus. |
Jumat, Vrijdag. |
| |
K
Kaaiman, cayman, Maleisch woord: krokodil. Valentijn. |
Kaaus, kaus, Arab. woord: een schoen. Misschien van daar het Hollandsch ‘kous’. |
Kabah, Arab. woord: de tempel van Mekka - het huis van God. |
Kabay, een soort van kamerjas; vergelijk Stavorinus. |
Kabay (bis), ‘Der Bantammers kleeding heeft niets sierlijks in zich; zij bestond enkel uit lange sitsen ‘kabays’ of tabbaarden, van zeer fijne qualiteit, 't is waar, maar volgens Indisch gebruik los hangende tot naar de voeten’. Stavorinus. |
Kablat, Arabisch woord: de richting waarnaar de Mohamedanen zich in 't gebed wenden, i.e. Mekka. |
Kachang, peulvrucht - soort van boonen - Kaapsch kadjangboontje; het wordt gewoonlijk gedroogd of
|
| |
| |
gebakken voor dat het verkocht wordt, en dan kachang goring genoemd. |
Kadar, Arabisch woord: hoeveelheid, prijs, waarde, toestand, omstandigheden, enz. |
Kafir, een ongeloovige - die de éénheid der godheid en de goddelijke zending van Mohamet verwerpt. |
Kafiri, kapiri, Kaffers of Afrikaansche Negers. |
Kafuni, hond. |
Kaiju-putih, myrtus alba, melaleuca; leucadendra. Kaiju: hout, en putih: wit. |
Kakkerlak, een insect van Amboyna. Valentijn. |
Kalam, Arab. woord: pen, of griffel. |
Kalapa, Javaansch: de kokosboom en vrucht. Kaapsch ‘klapper’. |
Kamesa, kameja, Portugeesch woord: hemd of onderkleed. Engelsch ‘chemise’. |
Kandil, Arab. woord: lantaarn glas, lamp, kaars. Engelsch ‘candle’. |
Kapas, katoen; gebruikt voor het spinnen. |
Kapok, zijden katoen niet gebruikt voor het spinnen, maar voor matrassen, kussens, enz. |
Karkatjie, Lat. hordeolus; Eng. stye. Holl. gersten korrel, en in de wandeling een stijgje of ‘weegje’. Sanskriet: karakata, een krab. |
Kati, gewicht waarvan 100 = pikul of 133 1/3 lb., 1 kati = 1 1/3 lb. Eng. 16 tail. |
Katib, Arab. woord: een schrijver. |
Katifah, Arab. woord: een tapijt. |
Katok, te kloppen (aan de deur). |
Katupong, helm of hoofddeksel door bejaarde personen gedragen, vooral door hen die naar Mecca zijn geweest. |
Keramat, kramat, Arab. woord: eerwaardig, enz.; ook heilige grond; oude begraafplaatsen alwaar zekere hoogvereerde personen, vooral de Arabische zendelingen door welke de Maleiers enz. bekeerd waren geworden, begraven zijn. Kaapsch ‘kramat’. |
Khalifah, khalipah, Arabisch woord: onderregent, gedeputeerde, kalif - de titel van zekere kleinere opperhoofden in Sumatra. |
Khatib, een prediker. |
Klapa, cocos noot. Kaapsch ‘klapper’. |
Koezschebijring, zoo gespeld door Kolbe - en volgens hem een plant van Madagascar ingevoerd, en op dat Eiland dien naam dragende; door de Japannezen genoemd kuthchines. Thans bekend in de botanie als ‘gardenia florida’. Zie de ‘Flora Capensis’ van Harvey en Sonder. |
Koran, Arab. woord: het heilig boek van den Islam. |
Korban, Arab. woord: een offer, slachtoffer, offerhande. |
Kraal, betekent in de eerste plaats een glazen of koralen knopje of balletjie, in de tweede plaats een halsband, in de derde plaats een cirkel waarin gewoonlijk vroeger de Hottentotten hunne hutten bouwden, zoodat hun vee in het midden werd bewaard en veilig bleef tegen den aanval van 't wilde gedierte, en in de vierde plaats eenige soort van omheining voor schapen of beesten. Lichtenstein. |
Krabu, oorringen. Kaapsch ‘krabbetjes’. |
Kris, een wapen, dagge, dolk. |
Kundei, de manier waarop het haar gedraaid en boven op het hoofd volgens Chinesche mode wordt vasgestoken met de chuchak kundei - de naald zooals boven vermeld, en de gewoonte alhier is geweest onder de Maleische vrouwen. (Hier word verwys na chuchuk kundei.) |
| |
L
Lama, vroeger, oud, eerwaardig; van vroegere tijden, van langen tijd geleden, enz. Orang-lama - de menschen van vroegere of oude tijden. Kaapsch ‘oorlam’: een geciviliseerde, en in den arbeid bedreven heiden; of het tegenovergestelde van onwetend. |
| |
| |
Lehed, eene holte onder aan de eene zijde van een graf, waarin het lijk, op deszelfs rechterzijde, zooals onder de Maleiers nog gebruikelijk is, wordt neergelegd. |
Lillahi, Arab. woord: van, aan, voor God. |
Limau, limun, Persiaansch woord: de vrucht van den limoenboom - citrus; ook genoemd ‘jerua’. |
Limau gadang, de pompelmoes. |
Limau japun, de Japansche of Mandarijnsche limoen. Kaapsch ‘nartje’. |
Limau kapas, limoen. Kaapsch ‘lemmetje’. |
Limau kapas panjang, Kaapsch zuur limoen. |
Limau karbau, de citroen. |
Limau kasumba, de citroen. |
Limau manis, de zoete limoen of sinaasappel. |
Lulu, Persiaansch woord: een parel. |
Luri, een vogel van de papegaai soort. Vergelyk ‘nuri’. |
| |
M
Ma, moeder. |
Mabu, bambu, de bamboes. Zie boven (bambu). |
Mama, mamak, oom of tante van vaders zijde. Een eerbiedige benaming wanneer bejaarde menschen worden aangesproken. Zie boven (verder) op het woord paman. |
Mambang, bovennatuurlijke wezens, ondergeschikt aan den dewa en verondersteld in de wolken te wonen. |
Man, echtgenoot. |
Mandi, te baden; het lichaam te wasschen. |
Mas, amas, goud; geld zoo genoemd. 16 mas = 1 tail. Holl. massa, massief, en Eng. mass en massive - 't idee van gewicht en waarde. |
Maski, Portugeesch woord: masque = ofschoon, alhoewel, al, hoewel, enz. |
Melaiju, Malaijo, Maleisch. |
Menareh, Arab. woord: minaret, 't torentje van een moskee. |
Mesejid, mesjid, Arab. woord: een moskee of Mohamedaansche tempel; mesejid Allah: de tempel Gods. |
Mesiba, Arab. woord: de Messias. |
Milie, Kaapsch ‘mielies’. Inheemsch in Amboyna. Portugeesch ‘milo’. Zie Valentijn en Wallace. |
Moslam, Muslam, Arab. woord: behoorende tot het ware geloof; een ware geloovige, Muzelman. |
Muhurram, Arabisch woord: de eerste maand van 't Mohamedaansche jaar. |
Musa, Mozes, die de taurrit of Pentateuch heeft gepromulgeerd. |
| |
N
Nama, Persiaansch woord: Holl. ‘naam’; Eng. ‘name’. |
Niei, Niai, vrou van 't huis; beleefdstitel gegeven aan vrouwen en (te Benkoelen) vooral aan die der Chineezen. |
Nona, juffrouw; jonge dame. |
Nonia, naam, beleefdheidshalve gegeven aan eene bejaarde vrouw, de dochter van een Europeër en Maleische vrouw; ook aan een Christinne en ingeborene dochter des lands, die moeder is van een huisgezin. Kaapsch ‘nooi’. |
| |
O
Orang bharo, een pas gearriveerde: een vreemdeling. Zie boven op ‘orang lama’ (lees: ‘lama’). Kaapsch ‘baar kerel’, N.B. In Valentijn vind ik het woord ‘barinnetje’ gebruikt om een aankomelinge aan de Kaap aan te duiden, viz.: eene jonge dame. (Een amusante anecdote. Zie noot aan 't einde.) [Ek het dit nie hier opgeneem nie.-H.J.J.M. vd M.] |
Orang Malaiju, een Maleier. |
Orang Sirani, Nazareners, de naam gegeven door de Maleiers te Ternato en ook op andere plaatsen aan de Christen nakomelingen der Portugeezen. Campong Sirani: een Christen dorp (Wallace). Campong: Eng. ‘company’. |
| |
| |
| |
P
Padi, ongepelde rijst. |
Paman, oom van vaderszijde; een woord gebezigd om een bejaarden man aan te spreken - misschien moet hiervan de gewoonte in Z.A. werden afgeleid om bejaarde lieden ‘oom’ en ‘tante’ te noemen. Maleische vrouwen worden nog ‘motje’ genoemd, een verkorting van het verkleinwoord moeitje, van moei = tante. |
Pasar, Arab. woord: marktplaats, bazaar. |
Pataca, een Portugeesch koloniaal muntstuk. Waard omtrent 3 shillings. Zie Wilmot en Chase. Kaapsch ‘patakka’: geld. |
Pigi-neneh, een kind. |
Pikul, te dragen, vooral een last op de schouders: een last torschen; te wegen; te wegen: een gewicht - 100 catties - 125 lb. Hollandsch en 133 1/3 lb. Engelsch. |
Pinang pinang, een soort van visch. |
Pindang, een bijzondere manier waarop de ‘kerrie’ geprepareerd wordt. |
Piring, een schotel, schoteltje. |
Pondok, Arabisch woord: een gebouw voor reizigers. Een licht gebouw, hut, afdak, reeks van hutten, gewoonlijk gevonden in de rijstvelden van Java. |
Prau, een algemeene term voor alle vaartuigen tusschen den ‘Sampen’ en den ‘Kapal’. |
Puasa, puwasa, vasten; het groote feest der Mohammedanen in de maand Ramadan. Zie boven (d.w.s. Ramadlan hieronder). |
| |
R
Ramadlan, Ramadan, Arabisch woord: de negende Mohamedaansche maand, gedurende welke het vasten - door de Maleiers puasa genoemd - streng wordt waargenomen, zoolang de zon boven den gezichteinder is, en tot op de verschijning der nieuwe maan. |
Reaal, Portugeesch woord: een Spaansche daalder. |
Rooman, de visch zoo genoemd wegens deszelfs roode kleur. ‘Rhoode man’ of ‘Rooiman’. Stavorinus. |
Rotan, rotting. |
| |
S
Sagu, saaguu, sago. |
Salam, Arabisch woord: een groet: vrede. Assalam aleikum: vrede zij u. Kaapsch ‘slam lekkum’. |
Salampuri, een katoenen kleed. |
Sambal, een droge preparatie van smakelijk voedsel. |
Sambilih, het dooden van een dier met godsdienstige plechtigheid; het offeren; het dooden van dieren tot voedsel. Kaapsch ‘samblee’. (N.B. Het Engelsch ‘shambles’ is waarschijnlijk van dit woord afkomstig.) |
Sambreel, ‘Kort achter het rijk gedekte paard van den koning van Bantam volgde de troonopvolger te voet, onder een sambreel en achter hem werden drie andere zonneschermen (sambreels) gedragen, onder welke niemand wandelde. Daarna kwam de prins, eerste minister, maar zonder een sambreel.’ Stavorinus. Spaansch ‘sonbrilla’. |
Sangut, bakkebaard. Kaapsch ‘jingoes’; vergelijk ‘janggut’. |
Sarat, Arabisch woord: een geschrift of brief; een hoofdstuk van den Koran. |
Sarong, een rok, zooals de Maleiers hier nog dragen. |
Serbano, Persiaansch woord: een tulban. Holl. ‘sjerp’; Eng. ‘scarf’. |
Sharbat, Arabisch woord: wijn, syroop, sorbet. |
Sherif, serif, Arabisch woord: edel, edelman, vooral een afstammeling van Mohammed. Een serief; Eng. ‘sherif’. |
Steen-brasam, een visch van Amboyna. Valentijn. |
| |
| |
| |
T
Tafia, Spiritus van molasses gemaakt; de Fransche naam voor rum. |
Tamanho, Portugeesch woord: zóó groot; Latijn ‘tam’ en ‘magnus’. |
Tamano, Port. woord: grootheid, omvang, massa, ens. Kaapsch ‘tamaai’. |
Tambur, een trom, muzikaal instrument van de tromsoort. Engelsch ‘tambour’; Holl. en Kaapsch tamboer. |
Teh, thee. |
Tingkah, een soort van trom. |
Tjakalile, dansende en springende, met schild en zwaard schermende; met een of meer. Kaapsch ‘tjakkie tjakkie’. |
Trabalho, Portugeesch woord: werk, arbeid, pijn, zwoegen, moeite, verdriet. Kaapsch ‘trawalo’. Eng. ‘travail’. |
Tripang, de zeeslak - bêche de mer. Een Chineesch lekkernij (Wallace), vooral bij de Aru Eilanden gevonden; 't Kaapsch woord ‘tripa’ is misschien hiervan afgeleid. |
Trobo, vischkuit in zout bewaard, en een belangrijke artikel van uitvoer te Siak (Sumatra). Is er verband tusschen dit woord en het Kaapsch ‘tripa’? |
Tudong, te dekken of omsluieren; ook een deksel of hoed met breden rand. |
| |
U
Upas, een melkachtig sap getrokken uit zekere moeskruiden, die met het bloed vermengd, een allerdoodelijkst vergif wordt van welks gevolgen de meest overdrevene vertelsels bestaan. |
Tevens zijn er in 't Kaapsch Hollandsch vele woorden die aan 't Fransch of Nederlandsch ontleend zijn, maar in veranderden vorm zich aan ons voordoen, bijv. kajangs, Holl. ‘kanen’; Eng. ‘greaves’, en kraffie, Holl. ‘karaf’; Fr. ‘carafe’.
Dit stuk zal echter te lang worden indien ik ook deze lijst uitschrijf.
Buitendien zijn de Fransche en Nederduitsche talen alhier zoo wel bekend dat waarschijnlijk voor de meeste lezers zulk eene verzameling overbodig zou wezen, en zijn woorden als ‘kombuis’, ‘resiko’, enz. in de woordenboeken vermeld.
Komen wij nu tot het eigenlijke Boeren Hollandsch, dan geloof ik dat menigeen, die althans instaat is om over de zaak te oordeelen, zich heeft verwonderd hoe zuiver over het algemeen het Nederduitsch in de buiten districten gesproken wordt. 't Is waar, men heeft geen denkbeeld van de kunstmatige verbuiging der woorden, zoodat de fouten die gevolgelijk gemaakt worden altijd het enkelvoud, meervoud en de geslachten gelden; maar dit neemt niet weg dat de blanke bevolking de taal, en wel meest in haar verouderden vorm, zeer juist spreekt. Die ooit een aanspraak of debat in de Synode of lagere kerkelijke vergaderingen heeft aangehoord, zal dit gereedelijk erkennen.
Jaren geleden heb ik uit liefhebberij eene tamelijk lange lijst gevormd van de eigenaardige en dikwijls amusante uitdrukkingen en woorden der Bastaards, langs de oevers der Oranje Rivier. Het spijt mij dat ik haar verlegd heb. Die ‘taal’ is een eigenaardig mengsel van Hollandsch en Hottentotsch, waarbij ik vooral de aandacht wensch te bepalen van allen die meenen dat het Hollandsch door de blanke bevolking in Zuid-Afrika gesproken een sterk Hottentotsch element in zich bevat. In den regel was het mij moeielijk en dikwijls haast onmogelijk, om een wezenlijken Bastaard te verstaan, die met mij ‘Duitsch,’ d.i. Hollandsch, wilde spreken.
Bij nauwkeurig onderzoek zal men vinden dat in 't Kaapsch Hollandsch haast geen enkel Hottentotsch woord te vinden is, indien men de namen van gewassen, rivieren, plaatsen, enz. buitensluit. Het woord ‘kirie’ is Hottentotsch, maar heeft zich burgerrecht verzekerd, ook onder 't Engelsch gedeelte der bevolking.
| |
| |
En nu ten slotte. 't Is een welbekend feit dat Europeërs in Indië woonachtig, - zegge bijv. de Engelschen in Britsch Indië - hunne kinderen, zoolang zij in de Oost blijven, niet anders dan de Hindoesche taal laten leeren en spreken, en ik heb meer dan één Engelsch kind in Engeland ontmoet, uit de Oost overgekomen, dat haast geen enkel Engelsch woord kon spreken. Ik geloof dat dit ook meer regel dan uitzondering is in Neêrlandsch Indië. Hoe dit zij, de Maleische taal werd altijd voor eene zeer beschaafde gehouden, waarover niemand zich behoefde te schamen, en zoo was het even natuurlijk voor den Oost Indischen Europeër om Maleische woorden met zijne moedertaal te gebruiken, als het voor Engelschen, Hollanders of Duitschers nog natuurlijk is om zich af en toe van Fransche of Latijnsche uitdrukkingen, of woorden, te bedienen.
Bijna drie honderd jaren geleden gaf Linschoten eene beschrijving van de stad ‘Malacca’, die eerst een klein gehucht is geweest, door zes á zeven visschers familiën bewoond. Naderhand werd het door visschers uit Siam, Pegoe, en Bengalen, vergroot. ‘Deze laatste personen bouwden eene stad, en vormden eene eigenaardige taal ontleend aan de sierlijkste taalvormen en uitdrukkingen van andere naties; zoodat werkelijk op het oogenblik de meest beschaafde, de nauwkeurigste en de vermaardste van alle Oostersche talen, de taal der Maleiers is.’
't Is dus geen wonder dat er in 't Kaapsch Hollandsch zoo vele Maleische woorden zijn bewaard.
(Uit Het Volksblad, Dinsdag 11 Juli 1882.)
|
|