XXX psalmen
(1934)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend
[pagina 52]
| |
[pagina t.o. 52]
| |
[pagina 53]
| |
Als de ongerechtigheden
Gij in gedachtnis houdt,
Wie durft er nader treden,
Schoon hem zijn schuld berouwt?
Vernieuwer van ons leven,
Die vreugde geeft na leed,
Gij doet méér dan vergeven,
Wijl Gij de schuld vergeet.
Moet ik in angst vernachten,
Zoo klinkt mijn roepen voort.
Ik blijf den Heer verwachten,
Mijn ziel wacht op zijn woord.
De wachter wacht den morgen
Met stijgend ongeduld.
Méér ben ik in mijn zorgen
Met hoop op God vervuld.
Hoop op den Heer, gij vromen,
Die om verlossing schreit.
God staat gereed te komen
Op zijn bestemden tijd.
Uw ongerechtigheden,
De onreinheid van uw bloed,
Vergeten en vergeven,
Maakt Hij voor eeuwig goed.
|
|