De verloren zoon(1928)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina XIX] [p. XIX] En hij peinst: Mijn handen werden wit als 't linnen Waarop hun broze moeheid rust, Dank, God, die eindelijk der zinnen Laatste oplaai zachtkens hebt gebluscht. Nu ben ik stil en wit van binnen En van de wereld onbewust. Ik kan alleen nog U beminnen; Ik heb het leven afgekust. Ik weet: het zal niet lang meer duren, Dan bedden mij de ontroerde buren Op steels gereedgelegde plank. Voor moeders zoen en teedere armen, Voor vaders grondeloos erbarmen, Ik dank, God! voor Uw liefde! ik dank! Vorige Volgende