De verloren zoon(1928)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina XVI] [p. XVI] Tot vader en moeder 'k Begeer geen broedergoed, ik kom niet nogmaals erven. Mijn honger watertandt niet naar zijn lekkernij. Vader, 'k hoopte u te zien; moeder, bij u te sterven, God heeft 't mij toebedeeld, nu laat mij 't leven vrij. Nog is mij tijd gegund tot rouwend overpeizen. Dan haalt de Heer mij thuis; ik ben vertrekkens reê. O moeder, zult gij niet een eindweegs met mij reizen? ‘Mijn kind, ik ga tot aan de poort des hemels mee’. Vorige Volgende