De verloren zoon(1928)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina IV] [p. IV] En hij peinst: Toen ik nog thuis was, volgde ik 't ruischen Van 't water door het eng ravijn Om mij te lesschen en te kuischen Na jacht met boog en javelijn. Dan, trotsch op eerelijk gewonnen Buit, en gezond- en zuiver moe, Voelde ik mijn nauwelijks ontgonnen Kracht stalen naar het leven toe. Hoe sprong de hond woest naar mijn koppel En snofte aan den gevulden tasch! 'k Leegde in één teug ten lesten droppel Naar jachtrecht 't boordevolle glas. - Nu, dronken door den glans van oogen En jonge lippen, hoe ik vocht, 'k Beken, ik heb mijn ziel bedrogen! O God, ik heb mijn buit gekocht! En de bokaal die ik moet leêgen Met mijns gelijken, die 'k veracht, Smijt ik hun smaaklijk grijnzen tegen. - Ik heb mijn liefde omgebracht! [pagina *1] [p. *1] Vorige Volgende