De stille tuin(1933)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 74] [p. 74] Engelenzang. De engelen zijn begeerig in te zien. 1 Petrus 1:12b. Wachtengelen, die nederschouwden Naar de bewaasde wereldkust, Verkondigden: 't is of iets blauwde Op 't gele zand: Maria rust. En later: ze is ter stad gereden Met Jozef, maar men weert hen bot. En weder: zij zijn ingetreden En rusten in de lammergrot. En plotseling: heel klein te hooren Klinkt er een kinderlijk geluid. Dan jubelend: Hij is geboren, Die God en mensch in zich besluit. En duizendstemmig, met trompetten En met bazuinen, toegesneld, Ontvlood den hemel en bezette Het englenheir het duister veld. Zij zongen: Eere in den hoogen Zij God, en op de wereld vrêe Den goeden; en de diep bewogen Hemelen donderden het mee. En dan, als vlinders die verdorden, Gevlogen in een barnend licht, Vielen zij voor den kind geworden God met het weenend aangezicht. [pagina 75] [p. 75] En weder heeft hun zang gedonderd: Heil! aarde en hemel zijn vereênd. God heeft ten dood zich afgezonderd En om een menschenlach geweend. En enkle herders, toegetreden, En wij, hebben 't bevel gehoord, En 't Kind gezien en aangebeden, En zeggen 't u, geloovend, voort. Vorige Volgende