De stille tuin(1933)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] Afgesneden rozen. In 't slapen afgesneden, Doorstroomd van droom en blos, Zijn toekomst en verleden Opeens vervuld en los. Nog willen zich ontwinden De roomen knoppen, rood Van 't worstlen met de blinde Omsluiering van dood. En langzaam krijgt de sterke Drang tot het leven kracht. Zij prijken als op perken, Maar bloode en kinderzacht. Dit nergens thuisbehooren, In bovenaardsch genot Van bloeien uit verloren Leven, beschikt hen God. Maar vóór hun licht tot laaien Stijgt, luwt het, luisterzat. O, zóó tot God te waaien. Blank als een rozenblad! Vorige Volgende