De steile tocht(1930)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 80] [p. 80] De Herders. Rondom hen werd de wereld wit. God strooit zijn englen neêr als rijm. En aarzlend nam hun hart bezit Van 't simpele geheim. Der eeuwen zwellende ongeduld Ging eindelijk te bloeien aan. God heeft zijn heerlijkheid verhuld En is als kind ontstaan. - De heemlen deinden licht en luid, En 't drong hun zinnen huivrend in: God, die zich in het vleesch besluit, Neemt heden een begin. De nacht stond donker om hen heen, Toen zei er één, met schorre stem, En allen rezen: 'k hoor geween! En ging naar Bethlehem. Zij vonden Jozef tranenblind Maria afgemat van smart. Toen koosden zij en kusten 't Kind Met handen ruw en lippen hard. Vorige Volgende