De steile tocht(1930)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 58] [p. 58] Shakespeare Hij kende 't schoon beweeg van edelvrouwen, Van koningen en dartel ambachtsvolk; Van minnenden en sluipers met de dolk In drukke stad en vredige landouwen. Bij glans van maan en flakkrende flambouwen, Onder den schijn van zon, in regenwolk, Bij feest, op kerkhof, bij den heksenkolk, Durfde hij levens wrevel aan te schouwen. Hij proefde, walgelijk, de gal van kwaad, Hij leed de kwaal van ontrouw en van haat, En ter genezing werd hem ingeschonken De liefde, en hij werd van liefde dronken. En 't eigen lijden en zijn zoet ontzetten Verborg hij stil in stralende sonnetten. Vorige Volgende