De steile tocht(1930)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 56] [p. 56] De Vangst De netten worden opgehaald. Tot 't dolboord ligt de bom gevuld. De tanen visschers staan, omhuld Van zilver met smaragd bemaald. Bij deinende ebbe in zachte bank Schuurt stroef de schuit en lost zijn last. De schop schept en schier op den tast Vult men de mand met levend blank. De vrouwen zeulen korf bij korf Van boord en venten al in 't dorp. En reeds deed God zijn handen open En strooide, een schelle bui van sneeuwen Confetti, in de baai de meeuwen, Die gierig zich in 't water doopen. Vorige Volgende