De steile tocht(1930)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] Najaar 't Ooft dat door vurig zonnestreelen Vol zoetigheid gezwollen was, Zinkt van de zwakgedragen stelen En schuilt zijn blos in 't dauwig gras. De groene bolster berst in 't zwellen, De gelende kastanjelaar Strooit vruchten, die zichzelven pellen, Ten voeten van den wandelaar. In goedheid heeft de leege wingerd, Die mild ons dorsten heeft gestild Zich lichtend om het huis geslingerd, En, méér, de wilde vlamt en trilt. 't Al geeft zijn best; och God, ons leven Is mede naar den herfst gerukt. Maar och, de vruchten die wij geven, Verdienen niet dat Gij ze plukt. Doch wilt Gij in Uw goedheid zenden Een lange najaarsdag vol zon, Misschien mocht iets zijn groeien enden En rijpen dat men 't plukken kon. Vorige Volgende