De steile tocht(1930)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] Chrysanthemen Miraculum Coeli. Wàt van het edel kruid In hevigheid ontloken, Nu gij uw tocht besluit, Tot afscheidsgift gebroken? En van uw lippen kwam: ‘Laat mij dit mogen nemen.’ Uw hand beroerde en nam De stille chrysanthemen. O wonder, wat gebeurt? Verheven afscheidsnemen, Hoe fel en hoe verkleurd Versterft gij, chrysanthemen! Zoo vaal als mullig duin, Sneeuwwit en guldengeel en Opaal, vlampaars en bruin Als gloeiende struweelen, In fonkeling en pracht, Sterk, staat gij te verflensen, Als toortsen in den nacht En vol ontbloeide menschen. In oude tijden stierf Zoo trotsch in praalgewaden, Die in den strijd verwierf De hemelsche genade. [pagina 49] [p. 49] Maar zou een vluchtig mensch Naar vliedend ciersel haken? Met God verzoend, och, 'k wensch Als doodstooi slechts een laken. Mij dekk' van hoofd tot hiel Het vlekkelooze linnen, En wit voer' God mijn ziel Zijn koningshoven binnen. Maar jeugd, die stil verblijd Lacht bij het afscheidnemen, Zij glorieus gewijd Een tuil van chrysanthemen. Wij naderen het Doel. O hemelsche gezichten, Chrysanten, kalm en koel, Staan in den tuin te lichten. Vorige Volgende