De steile tocht(1930)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] De Nachtegaal Ik wist niet dat de nachtegaal Zijn leven door in zuivren haal De nachten reit aan nachten Door vreugdes teedre klachten. Ben ik tot heden doof geweest Of bleef het jaarlang winter? Nu hoor ik hier en ginder Zijn jubelend tempeest. In schemergrijzen schaûw vergaat Het grauw van zijn geveder. 't Is of de nacht te klinken staat, Dan boven, dan beneden. En door mijn eigen ziel verschiet, Een koortsig, zalig rillen, De jubel die zich stillen Noch breken laat in kreet of lied. O, die ons met zijn puur gevlei Uit zwaren slaap kwam fleemen En zóó een hart durft nemen, Bindt het in zoete slavernij. O hart, dat nu zoo trots en blij En zegewis gaat zingen, Die zóó een hart kan dwingen, Maakt het voor eeuwig vrij! Vorige Volgende