De steile tocht(1930)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] Het gansche schepsel zucht, verwachtende als met opgestoken hoofde de openbaring der kinderen Gods. Paulus. Inquietum est cor nostrum, donec requiescat in te. Augustinus. Augusto sacrum. [pagina 11] [p. 11] Veni Creator Verlosser! kom! de wereld wacht! Die struikelen en dolen, Heel dit wanhopige geslacht Heeft zich aan U bevolen. Blinden gaan tastend naar U uit, En luistren scherp op elk geluid. De doove speurt alom Of hij U ziet genaken! Heer, doe de heemlen flakkeren en blaken! Kom! Uw boden rennen reeds voorbij: De stormwind dorscht de landen; De bergen rooken; 't springgetij Verdrinkt de lage stranden. De wereld waggelt; burcht en dom Zinkt weg of kantelt dronken om. Wat straks nog pronkte en glom, Is als een damp verdwenen. Hoor, hoe wij uit den chaos tot U weenen. Kom! [pagina 12] [p. 12] Kom, Sterke, die het al verwint, Herschep de slechte wereld. Ze is als een nieuwgeboren kind Rondom met bloed bepereld. Met zuiver zout, met louter vuur Doordring de onheilige natuur. Wat haar besmette en momm', Doe 't weg; uit reine doeken Haar eerste glimlach zal Uw oogen zoeken. Kom! Kom, Trooster, die de harten stilt, En kalm doet ademhalen Den angstige, die straks, als wild Ten dood vervolgd, moest dwalen. Kom, uit 't verwoestende gedruisch, Red ons tot Uw doorzongen huis. Opeens ligt alles stom. Dan schrééuwt het ongeduld van Uw beminden: Erbarmer! Verlosser! lààt U van ons vinden! Kom! Vorige Volgende