Ruischende bamboe(1937)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] Kinderloos Ik vloek de goden, want ik heb geen zonen. Mannen verheugen zich in 't eeuwig leven Van hun geslacht en hopen weer te keeren Al is 't na duizend of tienduizend jaren In 't manlijk lichaam eens nakomelings. De hemelheeren in het stille midden Kennen geen lust, en telen zich niet voort In liefdesspel dat eensklaps dood en leven Wegslingert in 't oerdonker van den chaos Voorbij de stille eeuwige eunuken Wier stom jaloerschzijn mij geen zonen gunt. Vorige Volgende