Ruischende bamboe(1937)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] De Visch Ik wierp mijn hengel in het water. De visch beet, en ik ving de visch. Ik doodde de visch, ik kookte de visch, Ik at de visch, de visch at mij. De visch was giftig, ik moet sterven. De visch groeit in mij, ik verminder. Zijn bek bijt en zijn vinnen steken. Ik ving de visch, de visch ving mij. Vorige Volgende