De overgave(1919)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 69] [p. 69] ‘The blue boy’ Ik draag het leven in zijn rijksten tooi, Gelijk mijn zachte blauwe zijden kleeren. Een weelge wappering van koele veeren Is 't aan mijn ooren: 't leven is zoo mooi! Zie mijn gestalte: kostelijk en trotsch De kloeke bouw der lenig jonge leden. Nóg ken ik niet dan moeders teederheden En ben zoo rein gelijk een engel Gods. Maar om mijn mond schemert het weeke smachten Naar liefde, die mijn droomen slechts vermoeden, En in mijn oogen leeft de glans van nachten, Wier heerlijkheid geen daglicht kan vergoeden. En rustig wacht ik vreugden, die nog komen, 't Leven is heerlijk als het wordt genómen! Vorige Volgende