De overgave(1919)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] De page I. Zijn handen zijn verwend en wit En kostelijk gelijk de zijden Glanzende zachtheid van zijn wijde Kleederen in uitheemschen snit. Boven de strakke kanten kraag, Onder verbaasde wenkbrauwbogen, Is 't vragen van zijn lachende oogen: Ben ik niet mooi en blij vandaag? Hij voelt in jubelend genot Zijn oogen vochtig van verblijden En purperrood zijn wangen gloeien. Want, na den dienst op 't hooge slot, Mag, statig, hij naast 't prinsje rijden, En dàn op 't groote grasveld stòeien. Vorige Volgende