De overgave(1919)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] Ganymedes Fragmenten) II. Hij was der goden schenker, en hij ging Gelukkig langs hun schitterend gelag. En 't was, alsof een witte bloeseming Van eigen jeugd voorbij hun oogen dreef, Wanneer hij luchtig, blijde en bedeesd, Voorbij de branding hunner blikken ging; Alsof de bloeseming van aardes schoon, Broze verganklijkheid, dierder kleinood Was dan de rustige en zware pracht Van hun onschendbre godenmajesteit. - Hij was hun schenker, en hij droeg de kruik In zijne zuivre handen voor zich uit En nijgde zich hun luide tafel rond En zweefde aan, wanneer een loome hand Het leege drinkvat achteloos hem bood. Hij nijgde zich, en liet de gouden straal Cierlijk gebogen vallen ten bokaal, Tot men hem wenkte: knaap, het is genoeg! Dan zag hij rond, en liet de hooge kan Rusten ten gronde, en de armen sâem, Stond hij en wachtte en zag naar vader Zeus, En wachtte of die niet zijn oogen hief En wenkte, en hij leefde naar Zeus' blik. [pagina 27] [p. 27] En hij zag rond, maar wendde schuw 't gelaat Wanneer der goden vuren dronkenheid Hem lokte met de gruwbre pijniging Bevender blikken harde schittering En 't weeke smachten van besmetten mond, Dan toog een blos, benauwd, en bloederood, Zijn schoone wangen over, heel zijn hoofd, Tot aan de zijden golving van zijn haar, En vloeide als hel en blijgetint karmijn Uit langs zijn hals en kwijnde nederwaarts, Dan look zijn blik zich, en de zachte scheel Bedekte 't zalig licht, en zijn gelaat Was zacht en kuisch en gansch begeerteloos, En rustig als in droomenlooze slaap. En dan, opeens, hief hij het hoofd, en zag De tafel rond, en zag naar vader Zeus, Of die zijn hand niet hief, opdat hij kwaam'.... En stond, en zag, en wachtte, tot zijn wil Zeus overwon, en deze in zoeten dwang Hem wenkte, en hij, een schuwe hinde, vlood En zocht bescherming in Zeus' machtige arm. Vorige Volgende