Langs den Heirweg(1932)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] Het sein. Niemand hoeft meer in 't donker gaan, Wijl overal Uw lampen staan. Een hart, door U ontstoken, zal Naar Uw bevel zeer helder vlammen, In stegen, aan het eind van dammen, En voor paleizen in verval. Wanneer de schaduwen de banken Verhullen en wat sluipt en slaapt; Als dood zich uit het vooze en kranke Leven zijn buit tezamen raapt; In bars en kerken en op feesten Rampzaalgen en beschaafde beesten Als helper en als gast belaagt; Dan vlamt het roode sein: onveilig! Ook voor wie zorgeloos en ijlig En lachend ten verderve jaagt. Niemand hoeft meer in 't donker dolen, Als wij maar zeker en gerust Doen wat de Heer ons heeft bevolen. Maar vele lampen zijn gebluscht. Vorige Volgende