Kringloop(1936)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 72] [p. 72] In Nazareth's Synagoge Lukas 4:29, 30 Was Hij niet met hun zonen opgegroeid? En bleven zij geen goede kameraden? Hun jeugd liet zich door Zijn ervaring raden; Hij werkte als zij en werd met hen vermoeid. Hij was hun huisjes in- en uitgegaan, Had met de mannen over 't land gesproken, En bij de vrouwen in den tuin gestaan, Als, drentlend, zij aan alle bloemen roken. Hij heette: Jezus van den timmerman, En was een jongen van het dorp gebleven. - Nù zagen zij Hem vol ontzetting aan. Hij zei: Jesaia had van Hèm geschreven. Hij zeide, dat Hij hen verkwikking zond Als milde regen na de zomerdroogte. Toen sleurden zij Hem toornig naar de hoogte, Maar slopen weg als een geslagen hond. Vorige Volgende