Kringloop(1936)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] Zomermorgen In vroegen uchtend, als de grijze Nachtschemering verbleekt, en blank Over de hemelen gaat rijzen, En reeds een looden wolkenbank Smelt aan de randen door de vuren Die zon fel in de diepte stookt, Begint een haan te kukeluren En reeds een enkle schoorsteen rookt. Dan - velen mogen nog in rust zijn -, (Zoo dommelt in de wei het vee), Wordt in een enkle het bewustzijn Helder van 's Heeren morgenvreê. Want een groot ademen wordt wakker En wandelt door de boomen heen En waait de vogels naar den akker En laat ze zingende alleen. Een wachten heerscht, en als de droomen Zich traag verheimlijken in 't bloed, En de godlooze en de vrome Zich omwerpt en ontwaken moèt, Verschijnt, (hart wik en weeg uw kansen Voor dezen dag) bloedrood de zon, En danst te midden duizend lansen Zijn krijgsdans op den horizon. Vorige Volgende