Kringloop(1936)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] De Peppel Gij hebt mij dit gegeven, Dat ik zoo lang ik leef, Met vreezen en met beven, Naar boven streef. Mijn bladeren, de velen, Op hun gedraaide steel, Kaatsen in duizend deelen Uw licht geheel. In 't veld, ver van de dorpen, Een flikkerstraal, een glans, Sta ik, door U geworpen Trillende lans. En als de schemers dalen, Van rooden horzion, Schiet zon uit mij haar stralen, Uw zwart kanon. Tot eenzaamheid geschapen, Gemeden door 't gemeen, Blijf 'k, ongerept, een wapen Voor U alleen. Vorige Volgende