Kringloop(1936)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 51] [p. 51] De Beek Gij hebt uw bedding diep gegraven, Smalle kristallen beek, Om versch te lesschen en te laven Wat bij u nederstreek. Het zaad, door God hierheen bevolen, Zocht en vond honk, Wanneer 't zijn wortelen liet dolen Tot u, en dronk. Wat ademloos tot u kwam zwerven, Wild, moe, verwoed, Boog naar uw leven, en besterven Liet gij zijn gloed. En met uw kou, die ons doorhuivert Tot 't hart, stroomt gij ons rein, En spiegelt ons gelaat gezuiverd En stil - en klein! Vorige Volgende