Kringloop(1936)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] De Nacht Gij zijt maar zelden helder en vol licht Van maan en sterren, en met spiegelmgen, Koele aandacht en ontzag, en schaduwingen Als in een groot Egyptisch aangezicht. Gij kúnt zoo zijn, des zomers als de dans Der aarde langs de lichtbebloeide velden Des hemels gaat, en zij haar dans versnelde, En achter haar de ruimte wordt tot glans. Maar vaker zijt gij donker en verward, Vol angstgeboorten die ons jonge hart Bij u ter vondeling legde en die nu keeren, Volwassen, streng, en onverbidlijk schoon, Verbannen koningen die rijk en kroon Met hartstocht en geweld terug begeeren. Vorige Volgende