Kringloop(1936)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] Belijdenis Zij zeide: O bitterheid van God verwachten, Als ons verlangen en berouw, Niets bij ons vindt dan kwade trouw En zelfbeklaging en verachten; En nooit geen liefde en nieuwe hoop, En geen geloof en goede werken Voortbrengt; maar enkel koude en sterke Wind, die de vlam jaagt door dor loof. Om mij 't gelaat van oude' en jongen Is zoo rampzalig als ik ben, Want vuur in rokerige tongen Zit op een iegelijk van hen. Maar vol ontferming komt Gij dooven Dit onrein vuur, die vuige gloed, En schenkt een hart dat kàn gelooven, Een vasten geest en zuiver bloed. Heer, laat uw liefde en uwe vreeze Ons hart verlichten, en zoo klaar De vensters aller oogen wezen, Dat we, inziend, zeggen: God is daar. Vorige Volgende