Kaleidoscoop(1938)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] De Geranium Hier is zij opgegroeid en groot Geworden, voor het smalle raam. Zij heeft geen afkomst en geen naam. Zij is alleen maar schoon en rood. Fier laat zij in haar forschen schoot De tintelende bloemen staan, En heft onttakeld en ontdaan, Den tuil nog, pralend met zijn dood. Zij kent alleen dit vreemd bestaan Van groeien en te gronde gaan Tezelfder tijd, in 't enge rijk Der kamer voor het raam te prijk, Door nood verschrikt noch vreugd verward, Want sterk en bitter is haar hart. Vorige Volgende