Kaleidoscoop(1938)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 51] [p. 51] De Spin O kunstenaar, die onbekommerd Uw wezen aan de wereld toont, Waar zonneluwte heerscht of 't lommert, In zelfgeschapen woning woont; Ze is luchtig, los, de winden waaien Er scheerlings langs en dwars door heen. Gij laat haar liederlijk doorlaaien Van ieder schijnsel dat er scheen. Gij hebt uw ziel, als web gespannen, Verzichtbaard, loerend om een buit Door uw bedwelming te overmannen En drinkt zijn reine leven uit. Ineengedoken en doodveinzend Bespiedt gij levens dwaze spoed, Ten sprong gereed, en spottend peinzend Op krachtig en onnoozel bloed. Al wat er vlerkt en wat er vleugelt, Vreest en staat toch betooverd stil, Door lust verlokt, door list beteugeld, En vastgebonden door uw wil. [pagina 52] [p. 52] Nu komt u al uw stille wreede Verbeelding openlijk te baat. Uw woning scheen een huis der vrede En is een hol van pijn en haat. Maar dan - een hand greep toe en scheurde En trof u, bol vol boos venijn. Met afschuw denkt men, onbetreurde Aan uw bestaan en uw festijn. De zomer geurt, de gaarde dommelt, En ligt bedwelmd door de jasmijn. En wat er gonst en wat er hommelt Vliegt veilig in Gods zonneschijn. Vorige Volgende