Kaleidoscoop(1938)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 49] [p. 49] De Gezondbidder Hij ziet hen aan als een verloopen hond, Die nauwelijks gered is van verdrinken, En zijn gebed is haveloos, er zinken Steeds meer en dieper stilten in; de mond Klapt dicht, zooals een la wordt toegesloten, Nadat al 't kleingeld is ternêergeteld. Dan roept hij: amen! hijgend en ontsteld, Alsof hij God had in het hart geschoten. 't Devootverbolgen huisgezin verbleekt, Als hij glimlachend uit zijn zetel weekt, En vingerprikkend vraagt: ben je verlost? Wees dan gerust, de jongeling zal leven; Zoo niet, 'k zal hem aan satan overgeven, Al heeft hij mij veel moeite en zweet gekost. Vorige Volgende