Kaleidoscoop(1938)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] Volksprediker Men legde over twee kalkvaten een plank En heesch den luiden boetgezant daarop. In zijn vierkanten wortelhouten kop Waren zijn oogen stralend blauw maar krank. Hij overzag streng de toevallige schaar: Straatjongens, werkeloozen, en wat vrouwen Met kinderen, die op hun duimen kouwen, En zegende met plechtig armgebaar. Het was zeer stil, maar toen hij met verdwaasde Roloogen tegen hun volksvreugden raasde, Luchtten schel jeugd en vrouwen hun gemoed. De kerels lachten met goedmoedig vloeken, Trokken de handen langzaam uit hun broeken, Tilden hem af en spogen op zijn hoed. Vorige Volgende