Hunkering en heimwee(1939)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 173] [p. 173] Vertroosting. Later, als dit erbarmelijke leven over je jeugd is heengegaan, Zal, op een morgen, een verstilde traan Zonder te vallen aan je wimpers beven en in den voorjaarswind vervluchtigen. Dan zullen zij die langs je droomen zijn gegaan, de wreeden, de zachtmoedigen, de luchtigen, in één matgouden schemer voor je staan: al wie vergeefs beminde, al wie je zelf eens zinloos hebt bemind. En aan je hart zal een nieuw hunk'ren slaan, een kloppen als van takken in den wind tegen een blind, verborgen raam. En huiverend denk je nog: Is dit de lente? Maar 't is Gods liefde die je eindlijk vindt. Chr. de Graaff. Vorige Volgende