Hunkering en heimwee(1939)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 150] [p. 150] Adieu. Ik ben niet meer met u alleen en op de peluw is er geen o lieveling, die lot en leed zoo onafwendbaar zeker weet. Geef mij uw mond en zie mij aan: lang voor de zon, lang voor de maan verzinken in de wereldmist zijn onze namen uitgewischt. En wat mijn hand te streelen vond zal liggen in den wintergrond en wat mijn stem aan u bescheen is weggedaan en vindt niet een. Geen slapeling die 't wonder weet dat uwe zachtheid aan mij deed, de vlam die door de nachten sloeg wordt morgenrood en 't is genoeg. Zie, sterren reizen langs het raam, het water stroomt, een knaap ving aan en zong adieu - dit lied leeft uit mijn kleine, kleine zomerbruid. Jan Engelman. Vorige Volgende