Hunkering en heimwee(1939)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 126] [p. 126] Kruipend Bloed. Hij was gesproten uit een oud geslacht, maar hoorde tot die vele zonen, die nooit de trouwe zorg beloonen en nimmer doen wat men verwacht. Wat men in een vreemde zou verschoonen, werd hem in rekening gebracht. Hij - 't spook van hun doorwaakte nacht - was 't dwangbeeld in hun droomen. Maar op een morgen bleef zijn zitplaats open: hij was bij ontij van hen weggegaan en uitgebroken als een dief. tòen ging hun hart tenslotte open en moeilijk brak hun woord zich baan: hij is van ons - wij hebben hem zéér lief. Barend de Goede. Vorige Volgende