Hunkering en heimwee(1939)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 105] [p. 105] Kind en Man. Ik denk nu dat ik man werd om het kind Te kunnen vinden en dat in zijn klein Spelend lichaam voor een wereld van schijn De lach is waarmee eeuwigheid begint. Om het verwonderd kijken naar een vlieg Van zijn twee grote ogen, om zijn haar, Zijn sabbelbeesten en zijn rammelaar Waarmee hij keuvelt in zijn kleine wieg - Maar hij wil groot zijn en zijn groeien reikt Straks hooger dan de hand die zijn haar strijkt, Tot zijn onrustig-zoekend oog, gescherpt, Eenmaal mijn oudgeworden droom doorpriemt: Hij is het zaad dat naar zijn volheid kiemt En mij als een ontledigd huls verwerpt. Muus Jacobse. Vorige Volgende