Hunkering en heimwee(1939)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 50] [p. 50] De Gezondbidder. Hij ziet hen aan als een verloopen hond, Die nauwelijks gered is van verdrinken, En zijn gebed is haveloos, er zinken Steeds meer en dieper stilten in; de mond Klapt dicht, zooals een la wordt toegesloten, Nadat al 't kleingeld is terneêrgeteld. Dan roept hij: amen! hijgend en ontsteld, Alsof hij God had in het hart geschoten. 't Devootverbolgen huisgezin verbleekt, Als hij glimlachend uit zijn zetel weekt, En vingerprikkend vraagt: ben je verlost? Wees dan gerust, de jongeling zal leven, Zoo niet, 't zal hem aan satan overgeven, Al heeft hij mij veel moeite en zweet gekost. Willem de Mérode. Vorige Volgende