Hunkering en heimwee(1939)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 41] [p. 41] Veni Creator. Verlosser! kom! de wereld wacht! Die struikelen en dolen, Heel dit wanhopige geslacht Heeft zich aan U bevolen. Blinden gaan tastend naar U uit, En luistern scherp op elk geluid. De doove speurt alom Of hij U zièt genaken! Heer, doe de heemlen flakkeren en blaken! Kom! Uw boden rennen reeds voorbij: De stormwind dorscht de landen; De bergen rooken; 't springgetij Verdrinkt de lage stranden. De wereld waggelt; burcht en dom Zinkt weg of kantelt dronken om. Wat straks nog pronkte en glom, Is als een damp verdwenen. Hoor, hoe wij uit den chaos tot U weenen. Kom! Kom, Sterke, die het al verwint, Herschep de slechte wereld. Ze is als een nieuwgeboren kind Rondom met bloed bepereld. Met zuiver zout, met louter vuur Doordring de onheilige natuur. Wat haar besmette of momm', Doe 't weg; uit reine doeken Haar eerste glimlach zal Uw oogen zoeken. Kom! [pagina 42] [p. 42] Kom, Trooster, die de harten stilt, En kalm doet ademhalen Den angstige, die straks als wild, Ten dood vervolgd, moest dwalen. Kom, uit 't verwoestende gedruisch, Red ons tot Uw doorzongen huis. Opeens ligt alles stom. Dan schrééuwt het ongeduld van Uw beminden: Erbarmer! Verlosser! láát U van ons vinden! Kom! Willem de Mérode. Vorige Volgende