Hunkering en heimwee(1939)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] [Ik wilde, dat mij God in d'eenzaamheid] De weg is nauw, die tot het leven leidt, en weinigen zijn die denzelven vinden. Matth. VII: 14. Ik wilde, dat mij God in d'eenzaamheid Den smallen weg ten leven vinden deed. De groote weg, die veilig is en breed, Dien niemand missen kan, ligt welbereid, Met afgepaste plichten geplaveid, En meeningen, die ieder kent en weet, Daar wandelt men gerust en welgekleed... Het is de weg, die ten verderve leidt. Maar zoo ik - ik slechts wijs? al d' andren dwaas? - Dien weg verlatende, mijn weg niet vond? En nog verward door 't waarschuwend geraas Der scharen, niet Gods stille stem verstond? Gods breede baan lag veilig voor mijn voeten... Zou, wie God opgeeft, slechts zijn God ontmoeten? Jacqueline E. van der Waals. Vorige Volgende