Het heilig licht(1922)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 58] [p. 58] De Auto-rit Wij hadden door de bosschen rondgereden, Beschut voor 't valsche schitteren der zon. De motor gromde als hij een hoogte won, En joeg dan lichter tuffend naar beneden. Wij suisden door de zwarte heimlijkheden Van wegen, waar men nauwlijks rijden kon. En toen het donker in ons hárt begon, Was 't of we in eindeloozen nacht vergleden. Toen, wind brak open 't dak der hooge boomen, Zagen we in 't verraderlijke geel Der woeste lucht den rooden bliksem gloren. 't Sidderen der machine schokte ons loome Bewustzijn wakker, en wij voelden heel De wereld naar den verren donder hooren. Vorige Volgende