Het heilig licht(1922)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] Het Oerwoud Het doet al vreezen: uit de groene wanden Loert stil het fel gevonk van brandende oogen. De lucht trilt van één zwaren gons doorvlogen, En bloemen staan als giftig vuur te branden. Wordt 't leven langzaam uit ons weggezogen? De looden voeten en de loome handen Zien wij bewegen, of we uit een warande Zagen hoe vreemden langs den heirweg togen. Leven, wij weten uwen zin niet meer; Slechts dit: dat ons verraderlijk en teer Het woud met zijn traag moorden heeft omvangen. En ik, die immer u gedenken moet, Voel machtloos hoe mijn kostlijk hartebloed Wordt weggedronken door mijn groot verlangen. Vorige Volgende