Het heilig licht(1922)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] De Zoeker Mijn zoekend zwerven werd slechts dwalen. Voor zoeken is mijn ziel te mat. De diep-ontroerende verhalen Van liefdes land en lichte zalen Hoorde ik in aller menschen talen, Maar ieder wees mij ander pad. Ik ging elks weg; terzelfder stede Keerde ik na ieder reize weer. - Ik vond vermoeidheids loozen vrede, Als ik ter muffe legerstede Mij nauwlijks bukte ten gebede. Mij strekkend, waakte ik reeds niet meer. Maar ieder nacht ging zonder droomen, Of, droomde ik, innerlijk verteerd, Dan réés, dan stráálde dóór de doomen Uw aangezicht, dat alle vromen Verlangens vrééze heeft genomen, En dat mijn hart zoozéér begeert. O wonderlijk en vreemd verlangen, Dat mij zoo arm ontwaken doet, Heeft mij verlatenheid bevangen, Te driftiger gaan mijne gangen. De maat der nachtlijke gezangen, Slaat hoorbaar door mijn bonzend bloed. [pagina 37] [p. 37] Vergeefs... ik ga langs drift en dreve, Maar ach, Uw land blijft vreemd en ver... O Vader, zie mijn zoekend leven! Ik zoéke, wil mij vìnden geven. Zie, boven duisterende dreven, Ik eindelijk Uw lichte ster? Vorige Volgende