De donkere bloei(1926)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 67] [p. 67] Sonnetten Fra Angelico Hier was de woning van den armen clerc, Die bovenal Gods zoete Moeder minde, En maakte zich tot speelnoot van den Kinde: Hen malen werd zijn heilig levenswerk. Hij kon de vlammen en de tranen binden, De snelle driften van het ijle zwerk; Als bloemen zacht, als dieren glanzend sterk, Schiep hij de lieflijkheden van Gods vrinden. Toen reide hij hun glorie als een band Van vreugden om zijn hartstochts stillen brand: De Lieve Vrouw, Gods koninklijke Moeder, En Jezus, staande in haar milden schoot; Wiens hand om werelds schoonen kaatsbal sloot: Die naar hem loech, zijn Goddelijke Broeder. Vorige Volgende