De donkere bloei(1926)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] Kerstliedje De deuren waren dichtgedaan; De ramen bleekten bloembesterd; De sneeuw blauwde onder blanke maan Toen ons de Heer geboren werd. Donkre spelonk was haar gegund, Waar zij van haren zoon genas. Onder den adem van het rund Bloeide ze als teeder lentegras. Daar kreunde zij in scheurend wee, Of dood haar leven knakte en brak... Het kindje schreide naast haar mee, Toen zij het moe heur hand toestak. O nieuwe levens dure last, Hoe licht gij voor uw moeder woog! Zij koosde u en zij klemde u vast En kuste uw krijtende oogjes droog. En Jozef kwam, dodeinde en zong Het leed weg van den kleinen knaap. 't Rund slobberde met holle tong, Maria zonk in diepen slaap. Maar wakker krimpt ons angstig hart, Hoog zwelt bloeds bange razernij, In werelds doolhof, blind, verward, Geboren God! sta Gij ons bij! Vorige Volgende