Chineesche gedichten(1936)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Lente. De hemel luwt, de lente staat te komen. De visch spat als een vonkenzwerm omhoog. De vogel tooit zich met den regenboog. En eensklaps bloeien de verstokte boomen. Een roode bliksem slaat dwars door het bloeien. Een rood gewaad heeft mijn bestaan verschrikt. Verbleekt heb ik den chaos ingeblikt. Boven den oergrond hang ik ijl te bloeien. Vorige Volgende