Chineesche gedichten(1936)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Oorlog. De boomen overijlen zich te bloeien. De bloemen geuren overdadig mild. De jeugd glanst als een bliksem, en zijn gloeien Is even snel en schrikkelijk en wild. De hemel teistert met afgunstig waaien. Naakt staat de boom als een geschoren lam. Een rood onheil komt door het leven waaien. De glans kromp uit de neergeslagen vlam. Dit bloeien is geheim en zeer afhanklijk Van stilte en zon en krimpt bij de eerste slag. De jeugd glanst ongerept, maar zoo verganklijk Dat zelfs een wonder haar verderven mag. De boomen overijlen zich te bloeien. De jongelingen haasten te vergaan In overdaad van glans en een vermoeien, Waarvan zij zelven slechts 't geluk verstaan. Vorige Volgende