Chineesche gedichten(1936)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] De vlieg. Het brommen van een vlieg is in de kamer. Ik kan niet werken door dat domme brommen. 'k Sla met mijn waaier, links en rechts, vergeefs. De Keizer houdt niet van mijn hekeldichten. Hij heeft soldaten om mij uitgezonden. Den Hemelzoon stoort mijn gezoem de rust. Ik ben naar dezen schuilhoek uitgeweken. De Keizer rust, ik schrijf in rust mijn verzen, Die straks luid in zijn ooren zullen gonzen. Een vlieg gonst om mijn hoofd en stoort mijn rust. Vorige Volgende