Derde en laatste deel der rupsen begin, voedzel en wonderbaare verandering
(1717)–Maria Sibylla Merian– Auteursrechtvrij
[pagina π1]
| |
Der Rupsen Begin, Voedsel en Wonderbaare Verandering.
Derde deel. | |
[pagina 3]
| |
MYne Moeder Saalr. Maria Sibilla Merian, welke Godt belieft heeft uyt dit vergankelyke leven, in het onvergankelyke te verplaatsen, en van haaren onvermoeyelyken arbeydt te doen rusten; van gedachten geweest zynde, den Liefhebberen der Insecten, dit Derde Deel der Europaesche Insecten meede te deelen; en nu in de Eeuwige Rust zynde, soo kan ik niet nalaaten het in Druk uyt te geeven, wetende dat dan haar laatste Werk aan de Ondersoekers der Natuur, meede gedeelt is. Daar by voegende, een Appendix van Surinaamsche Insecten, geobserveert door myne Suster Johanna Helena Herolt, tegenwoordig noch tot Surinaame woonende, niet twyfelende of het eene en andere sal aangenaam zyn. Dit Werk soude al eerder uytgegeven zyn, doch de groote swakheit, en een tweejaarige beroertheit myner Moeder Saalr. zyn de reedenen dat het soo lang gestaakt is; doch nu myne handen ruymer hebbende, heb ik 'er soo veel meede gespoed als my moogelyk was, om aan de Liefhebbers genoegen te geven, en te konnen seggen, dat nu alle haare Werken Compleet zyn. | |
[pagina 4]
| |
Op den Tytel heb ik de Verandering van de Mieren gestelt, soo als deselve zich in een lankwerpig rond ey inspinnen, welke eyeren men aan de Canaryvogels te eeten geeft. Wanneer de eyeren ryp zyn, soo komen 'er kleyne en groote Vliegen uyt, die ik in groote meenigte heb sien uytkomen, gelyk op het Tytelbladt te sien is. Den 25 July 1694. bequam ik een gantsch Nest van deese Diertjes, bestaande uyt veele Duysenden, soo groote als kleyne, van alderhande soorten, sonder en met Vleugels, ook soodanige, die eerst uyt haare eyeren kroopen, wanneer se 't wys wierden van te konnen vliegen: waar uyt ik genoegsaam sien konde, datse veranderen gelyk de Rupsen. Ik hebse derhalven hier terneer gestelt, om met Salomon haare Deugden na te speuren. Hier by heb ik op een kleyn groen Malva blad geplaatst, den Koning der Mieren, soo alsse in Oost-Indien genoemt werd; wiens achterste gedeelte van 't lyf, gelyk een groote weeke witachtige Worm is. |
|