XLVII. Hoogroode Anemone. Anemone flore coccineo.
DEze schoone Blom heb ik om haare zeldzaamheid alhier verbeeld, maar het regte voedzel dezer Rupsen zyn de Brandenetelen, deze Rupsen zyn wel eenderlei aard; hoewel ze onderscheiden van koleur zyn, zynde de eene ligtgroen, en de andere bruin, beide met witte en zwarte streepjes schoon gezierd; ik heb eenige gevoed tot in ‘t begin van September, wanneer zommige een wit gespin maakten, en veranderden in bruine Popjes, andere leiden zig stil neêr, wierden bruin, en krompen op in twee onderscheidene deeltjes, waar uit na weinig tyds twee witte Maden kroopen, die veranderden in Tonnetjes,. en daar uit kwamen weêr twee blaauwe Vliegen met roode koppen; de Popjes bleven leggen tot des volgenden jaars, in Februari kwamen daar uit graauwe en ook bruine wit en zwart gezierde Uiltjes, die haare vlugt mede 's avonds maakten.