Veld-kruis-distel. Eryngium campestre. XXXVIII.
ZUlk zoort van zwarte Rupsen, gelyk onder op een groen blad zit, vind men een meenigte op de Brandenetelen. Dewyl ik de Brandenetelen in 't eerste deel alreede verbeeld heb, zo zal ik deze Distelblom om haare schoonheid alhier plaatzen.
Deze Rupsen nu gaan tot haare verandering in 't laatst van Juni, makende zich van achteren vast, hangen 't onderste boven, en worden bruin als Goudglantzige Popjes, na veertien dagen komen daaruit schoone Kapelletjes, welker onderste vlerkjes zyn donker bruin, en de bovenste wat ligter, met witte plekjes gemarmert, zynde 't lyf zwart, de hoorntjes wit gespikkelt, de pootjes graauw, en snel van vlugt.
Nog zit onder vry een kleine groene Rups met een geele kop, deze vind men mede op de Brandenetelen, welker bladen ze in malkander rollen, en nemen daar in haar toevlugt, ook veranderen ze daarin in bruine Popjes, na veertien dagen komen daar kleine ligt bruine zwart gestreepte Uiltjes uit. Zommige dezer Rupsen leggen zig neder en sterven, waar uit dan zeer veel kleine Maden voortkomen, na korten tyd veranderen ze in Tonnetjes, na tien a twaalf dagen komen daar uit kleine Vliegjes, die zwart zyn.