XXXI. Bonte Angelier. Cariophylis variegatus.
OP deze halfbloeyende Blom kruipt een Rups, zynde langs de rug donker bruin, de kop en voeten ligt geel, als ik ze met deze Blom gevoed had tot half Juli veranderde ze in een bruine Pop, in deze gestalte bleef ze leggen tot des volgenden jaars in 't midden van Juni, wanneer daar een Uil uit kwam, welkers kop en bovenste vlerken zwart gefigureerd, het achterlyf, de onderste vlerken, de hoorntjes, en pootjes, asgraauw waren, haare vlugt was des avonds.
Het andere Wormken, dat zig aan de steel der groote Blom vertoond, geneerd zig van de groene diertjes, die dit gewas mede voed, deze voornoemde Worm zit geheel stil zonder beweeging, als nu de gezegde groene Luisjes over des Worms lyf heen loopen, dan vat hy ze schielyk, zuigt het vogt daar uit, en laat alsdan de leege bast vallen; in 't end van Juni veranderde ze in een bobbel of blaas, na veertien dagen kwam daar een Vlieg uit, welker kop rood, 't lyf zwart, over dwars geel gestreept, en de voetjes bruin waren.